Een aangewezen plaats, met naam of (oeverfront)nummer, aan de oever van de vaarweg of havenbekken voor het afmeren van schepen, zonder overslag van lading en is (alleen) bedoeld als plaats voor tijdelijk verblijf van de scheepvaart ter ondersteuning van scheepvaartverkeersmanagement, onder andere het begeleid passeren van een brug of sluis.
Codeerinstructies
Gebruik het object berth met het attribuut catbrt = 6 fleeting area;
A legally permitted area in or near the waterway designated for temporary barge mooring.
Ankerplaats en ankergebied worden niet beschouwd als wachtplaats.
Aandachtspunten
Met behulp van het coderen van C_AGGR dient de aan de wachtplaats gerelateerde brug en of sluis gekoppeld te worden.
Wanneer de grenzen van de ligplaats onbekend is moet een breedte van drie scheepsbreedten (± 33,6 meter) worden aangehouden.
Wanneer de grenzen van de ankerplaats bekend is dan dient deze markering geassocieerd te worden met dit gebied (C_ASSO). Aan de wal is de ligplaats met de CEVNI tekens E.5 – E.5.15, E.6 E.7 of E.7.1 gemarkeerd. (zie O.3.1. Borden)
Een eventueel bekende minste waterdiepte coderen met DRVAL1.
(Indien DRVAL1 is gevuld ook QUASOU, SOUACC, verdat coderen)
Bij de ligplaats behorende infrastructuur zoals palen pieren moeten met SLCONS features gecodeerd worden. ((M) CATSLC en (M) WATLEV )
Een eventuele maximale ligduur dient in het INFORM veld vastgelegd te zijn. In het TXTDSC veld kan eventueel een faciliteiten(bedieningtijden) -xml-bestand, met de ISRS Location code als naam, worden opgenomen.
Type ligplaats en de aanduiding of wel of niet schepen met gevaarlijke lading kan worden toegelaten moet worden gecodeerd. (catbrt, clsdng).
Borden bij de klasse van gevaarlijke goederen in overeenstemming met de ADN en CEVNI:
1 (één blauw licht / kegel, CEVNI tekens E.5.5, E.5.9, E.5.13),
2 (twee blauwe lichten / kegels, CEVNI tekens E.5.6, E .5.10, E.5.14),
3 (drie blauwe lichten / kegels, CEVNI tekent E.5.7, E.5.11, E.5.15),
4 (geen blauwe lichten / kegels, CEVNI tekens E.5 4, E.5.8, E.5.12)
Het attribute ‘unlocd’ moet zijn ingevuld met de zogenaamde ISRS location code (ISRS, International Ship Reporting Standard). De lijst met beschikbare ISRS-codes , de zogenaamde RIS-index, wordt onderhouden door RWS/CIV
Een aangewezen plaats, met naam of (oeverfront)nummer, aan de oever van de vaarweg of havenbekken voor het afmeren van schepen, zonder overslag van lading.
(vrij vertaald ) .
Wanneer de grenzen van de ligplaats onbekend is moet een breedte van drie scheepsbreedten (± 33,6 meter) worden aangehouden.
Wanneer de grenzen van de ankerplaats bekend is dan dient deze markering geassocieerd te worden met dit gebied (C_ASSO). Aan de wal is de ligplaats met de CEVNI tekens E.5 – E.5.15, E.6 E.7 of E.7.1 gemarkeerd. (zie O.3.1. Borden)
Een eventueel bekende minste waterdiepte coderen met DRVAL1.
(Indien DRVAL1 is gevuld ook QUASOU, SOUACC, verdat coderen)
Bij de ligplaats behorende infrastructuur zoals palen pieren moeten met SLCONS features gecodeerd worden. ((M) CATSLC en (M) WATLEV )
Een eventuele maximale ligduur dient in het INFORM veld vastgelegd te zijn. In het TXTDSC veld kan eventueel een faciliteiten(bedieningtijden) -xml-bestand, met de ISRS Location code als naam, worden opgenomen.
Type ligplaats en de aanduiding of wel of niet schepen met gevaarlijke lading kan worden toegelaten moet worden gecodeerd. (catach, catdng).
Borden bij de klasse van gevaarlijke goederen in overeenstemming met de ADN en CEVNI:
1 (één blauw licht / kegel, CEVNI tekens E.5.5, E.5.9, E.5.13),
2 (twee blauwe lichten / kegels, CEVNI tekens E.5.6, E .5.10, E.5.14),
3 (drie blauwe lichten / kegels, CEVNI tekent E.5.7, E.5.11, E.5.15),
4 (geen blauwe lichten / kegels, CEVNI tekens E.5 4, E.5.8, E.5.12)
Het attribute ‘unlocd’ moet zijn ingevuld met de zogenaamde ISRS location code (ISRS, International Ship Reporting Standard). De lijst met beschikbare ISRS-codes , de zogenaamde RIS-index, wordt onderhouden door RWS/CIV
Kabelleiding (ketting) overspanning boven de vaarweg gedragen door pylonen.
Codeerinstructies
Aandachtspunten
De doorvaarthoogte van de hoogspanningslijnen wordt in de regel verkregen bij de beheerder van de vaarweg. ( zie doorvaarthoogte paragraaf ) Er zijn echter voorschriften voor bovengrondse hoogspanningslijnen, waarin formules staan om de veilige hoogte te berekenen.
Deze formules zijn gebaseerd op een NEN norm. Deze is in 2019 echter gewijzigd. Voorheen werd doorvaarthoogte onder hoogspanningslijnen bepaald door de formule VDH (= veilige doorvaarthoogte) + Del (= elektrische veiligheidsafstand). Volgens de oude norm gold Del = 4,84 m. Op basis van huidige NEN-EN 50341-2-15:2019 is onder 380kV verbindingen de vereiste afstand tot aan de geleider VDH + 2,93m.
Voor de bestaande lijnen, blijft de Del van 4,84 gelden. Voor nieuwe hoogspanningslijnen moet worden uitgegaan van Del =2,93m.
Het attribute ‘unlocd’ moet zijn ingevuld met de zogenaamde ISRS location code (ISRS, International Ship Reporting Standard). De lijst met beschikbare ISRS-codes , de zogenaamde RIS-index, wordt onderhouden door RWS/CIV
zie ook uitleg ISRSLocation codes & de RIS index in Nederland
Een sluiskolk is een aan weerszijden afsluitbare dok (bak), waarin door aanpassing van het waterpeil, schepen van het ene op het andere niveau worden gebracht. (vrij vertaald ) .
Codeerinstructies
Aandachtspunten
Bij het publiceren informatie van kolk dimensies moet rekening gehouden worden met het lokale ontwerp van de sluis. Meerdere vormen komen voor in Nederland die niet altijd goed aansluiten bij de standaard. Hieronder een theoretisch voorbeeld van een sluiskolk.
Schematische voorstelling van objecten in een sluiscomplex
In dit voorbeeld worden diverse te coderen attributen weergegeven. Aan de linkerzijde van de kolk is de waterstand dynamisch en aan de rechterzijde een streefpeil.
Aan de linkerzijde is de drempel en liftdeur gecodeerd als lijn, terwijl aan de rechterzijde deze informatie is gecodeerd als vlak. Dit voorbeeld toont verschillende horizontale afmetingen. Zo kan een verschil gecodeerd worden tussen de fysieke kolkbreedte (HORWID) en de door de beheerder vastgestelde schutbreedte (horclw). Ook kan de invaartbreedte van de doorvaartopening (HORCLR van gatcon) gecodeerd worden. Zo is het ook mogelijk om de fysieke kolklengte (HORLEN) en de door de beheerder vastgestelde schutlengte (horcll) te coderen. Het coderen van de fysieke kolkafmetingen (HORLEN en HORWID) is optioneel. Alleen coderen wanneer bijvoorbeeld de kolkwijdte significant afwijkt van vastgestelde schutbreedte. *) Voor het bepalen van de schutlengte en de positie van de stopstrepen zie de Richtlijnen Vaarwegen.
Hoogte- en diepte-informatie Het zijaanzicht van dit voorbeeld toont blauwe en oranje pijlen. Het verschil is dat de blauwe pijlen de meest veilige waarden voor waterdiepte en onder doorvaarthoogte aangeven, terwijl de oranje pijlen de hoogte ten opzichte van NAP* aangeven.
NAP*: NAP (IES reflev = 3) is geen geldend referentievlak binnen de Inland Ecdis standaard om bijv. waterdiepte te coderen; o.a. voor rivieren zijn OLW, OLR, LAT daar de juiste referentiepeilen voor. (Zie de tabel met OLR en OLW waarden per kilometer: OLR2012_rkm en het werkdocument OLW : olw2011BenedenRivieren .)
De hoogte informatie t.o.v. NAP (oranje pijlen) wordt veelal gebruikt bij het proces van aanleg en onderhoud; de informatiebehoefte van scheepvaart (Inland IENC) richt zich op waterdiepte informatie (blauwe pijlen).
In dit voorbeeld ligt de gehele sluis boven NAP, maar in de lagere gebieden in Nederland kan deze drempelhoogte ook beneden NAP liggen.
Informatie over de drempels van een sluiskolk dient op twee manieren te worden vastgelegd, namelijk als drempelhoogte t.o.v. NAP (oranje pijlen) en als waterdiepte op de drempel, ook wel drempeldiepte genoemd (blauwe pijlen). Aan de linker zijde van het voorbeeld is het referentievlak met MLWS “maatgevend laagwater voor de scheepvaart” gecodeerd (vaak met beneden/buiten aangeduid) en aan de rechterzijde van het voorbeeld is het streefpeil gecodeerd als referentievlak (vaak met boven/binnen aangeduid).
Toelichting over vaarwater met een streefpeil Voor kanalen, gekanaliseerde rivier secties en meren zijn streefpeilen vastgelegd waarbij onderscheid gemaakt is tussen soorten peil, zoals “meerpeil”, “boezempeil”, “kanaalpeil”, “stuwpeil”. Een streefpeil is een door de beheerder nagestreefd peil dat ook is vastgelegd is in de Waterakkoorden. Een streefpeil kan negatief en positief afwijken door verschillende oorzaken, zoals: seizoensgebonden variaties: zomer- en winterpeil; opwaaiing door wind in de lengterichting van het kanaal; opzet als gevolg van de afvoer van regenwater en translatiegolven als gevolg van het legen van sluiskolken. Een afwijking van het streefpeil kan dus verschillend samengesteld zijn en vormt daarmee een grote onzekerheid bij het bepalen van een onder-doorvaarthoogte of een waterdiepte op de drempel.
Daarom is besloten om op vaarwater met een streefpeil het vastgelegde peil (waterakkoord) te gebruiken als referentiepeil voor het bepalen van een onder-doorvaarhoogte en de waterdiepte op de sluiskolkdrempel.
Voor het coderen van liftdeuren, zie ook Onder doorvaarthoogte informatie in de IENC en paragraaf G.4.5 Sluisdeur. Een sluis met deelkolken heeft ook een tussendrempel. Voor deze drempel wordt de drempelhoogte t.o.v. NAP vastgelegd. Ook wordt de waterdiepte op de tussendrempel vastgelegd door de kleinste waterdieptewaarde van de buitenste drempels over te nemen. In het voorbeeld is dat de waterdiepte van de linkerzijde (be/bu).
Inland Ecdis standaard 2.5.1 en referentiepeilen In de huidige Inland Ecdis standaard (IES 2.4) bleek het niet mogelijk om het MLWS en of streefpeil plus de waarde daarvan te coderen bij een sluis. Binnen de editie IES2.5 kunnen deze missende attributen gecodeerd worden: • vcrlev om MLWS en of streefpeil te duiden, bijv. “OLR 2012” of “stuwpeil Grave”; • vcrval om de waarde van de betreffende MLWS en of streefpeil te coderen. De verwachting is dat april 2023 de IES2.5 standaard van kracht wordt. Dus op dit moment dienen deze twee attributen als tekst in het INFORM attribuut gecodeerd te worden.
Let op De IENC drukt de dimensie waarden uit in meters (x.xx bijv. 3.15m), terwijl diverse RIS ontwikkelingen (EURIS) de waarden uit drukken in cm (315cm).
Het komt voor dat er voor een sluiskolk wettelijk maximum toegestane afmetingen geldt. In dat geval dient voor deze kolk een Legal ECDIS object gecodeerd te worden. Zie Maximum Toegestane Afmetingen
Naam van de sluis De naam van de sluis of sluis/stuw complex moet met communicatie gebied worden gecodeerd. zie M.4.1
Het attribute ‘unlocd’ moet zijn ingevuld met de zogenaamde ISRS location code (ISRS, International Ship Reporting Standard). De lijst met beschikbare ISRS-codes , de zogenaamde RIS-index, wordt onderhouden door RWS/CIV zie ook uitleg ISRSLocation codes & de RIS index in Nederland
*) In bronsystemen moeten de waarden voor HORWID en HORLEN wel vastgelegd worden!
Objectcodering
lokbsn(A) , C_AGGR()
Door de beheerder (autoriteit) aangegeven maximale kolk dimensies moeten gecodeerd worden met : (M) horcll ; (M) horclw ; Het attribuut TXTDSC kan gevuld worden met een “facility-file” waarmee de bedieningstijden beschikbaar worden gesteld.
Een doorvaartopening van de stuw en/of kering wordt gebruikt het regelen van het waterniveau en/of ter bescherming tegen overstroming .
(vrij vertaald ) .
Codeerinstructies
Let op : Een stuw die niet doorvaarbaar is, wordt als G.4.2. Dam / stuw gecodeerd! (met DAMCON)
Een stuw/kering is vaak onderdeel van een groter kunstwerkcomplex met sluizen. zie ook G.4.3 Sluiskolk
Het sluis en stuwcomplex Belfeld
Het sluis en stuwcomplex Belfeld bij hoog water in de Maas
Aandachtspunten
De kering kan met feature gatcon als lijn (L) gecodeerd worden. Dit is vooral zinvol wanneer de waterdiepte informatie op de drempel niet afwijkt van de waterdiepte informatie van het vaarweg of kanaal-pand.
Wanneer de waterdiepte op de drempel bepalend is voor de doorvaart, dan zal de gatcon als vlak (A) gecodeerd moeten worden met DEPARE.
Hoe om te gaan met referentiepeilen zie paragraaf G.4.3 Sluiskolk.
Zie voorbeeld ” werken met OLR ” bij Sluis Weurt paragraaf G.5.4 Sluisdeur.
Het attribute ‘unlocd’ moet zijn ingevuld met de zogenaamde ISRS location code (ISRS, International Ship Reporting Standard). De lijst met beschikbare ISRS-codes , de zogenaamde RIS-index, wordt onderhouden door RWS/CIV.
zie ook uitleg ISRSLocation codes & de RIS index in Nederland
Objectcodering
gatcon (A,L) , C_AGGR()
(M) CATGAT = [2 (flood barrage gate)]
(M) HORCLR = [xx.x] (metres), e.g., 34.2 (doorvaartwijdte)
(C) VERCLR = [xx.xx] (metres) (doorvaarthoogte)
TXTDSC voor bedieningstijden
wtwdis (kilometrering) Voor het invullen van wtwdis wordt de waarde van het hectometerveld uit de ISRS locationcode gebruikt; wel even door 10 delen!
Met de C_AGGR feature dient de bij de stuw horende objecten, met name de schutsluis, aan elkaar gekoppeld te worden. Zo ontstaat een kunstwerkcomplex. Het C_AGGR object bevat het attribuut unlocd waarin de ISRScode geplaatst worden. Deze ISRScode heeft volgens de RIS Index Encodingguide de functie code “lokare”
Objectbeschrijving van sluis & kering Heumen Deze objectbeschrijving is als voorbeeld opgenomen om te laten zien dat met de bril van de assetmanager en/of van de operator de informatiebehoefte af kan wijken ten aanzien van de vereiste IENC informatie. Voorbeeld van verschil is het gebruik van NAP als referentievlak. Er zijn natuurlijk ook overeenkomsten! Beschrijvingen van horizontale afmetingen, waaronder maximale toegestane afmetingen zouden geen verschil moeten kennen met de IENC informatie.
Een gebied, nabij een te passeren kunstwerk en/of verkeerscentrale, waarin een schip zich moet (aan)melden of waar nautische informatie opgevraagd kan worden.
(vrij vertaald)
Codeerinstructies
Aandachtspunten
Een communicatie gebied kan worden gedefinieerd door verkeerstekens (CEVNI B.11 of E.23, zie O.3.1) of aan voorschriften. De grens van het communicatie gebied bij kunstwerken ligt ongeveer 1 tot 1,5 km aan beide zijden van de brug. (afhankelijk van de normale radarbereik)
Een gecodeerd communicatie-gebied kan worden geassocieerd betreffende objecten zoals de borden CEVNI B.11 of E.23 , sluis, brug enz.. met behulp van een verzameling object C_ASSO
Voorbeeld: Werken met OLR waarden De Sluis Weurt verbindt het Maas-Waalkanaal met de Waal (ter hoogte van kilometer 887). De OLR-waarde op kilometeraai 887 volgens de tabel is 5,04 +NAP De oude sluis (oost)-Drempelhoogte Waalzijde: 3,00 m. + NAP. Dat betekent dat de waterdiepte ter plekke van deze drempel gecodeerd moet worden met de waarde 2,04 De nieuwe sluis (west)-> Drempelhoogte Waalzijde: 1,50 m. + NAP. Dat betekent dat de waterdiepte ter plekke van deze drempel gecodeerd moet worden met de waarde 3,54 In de objectbeschrijving van Weurt staat deze tekst : “De drempel van de nieuwe sluis ligt zo diep (1,50 m.) om bij een lage Waalstand toch nog schepen te kunnen schutten met een diepgang van 3,5 m.”
Het ligt voor de hand om de 4 cm inderdaad niet mee te nemen, zodat: De oude sluis (oost)- Waalzijde met een drempeldiepte (DEPARE) van 2,00m wordt gecodeerd. ( DRVAL1 = 2,00 en DRVAL2 = unknown ) De nieuwe sluis (west)- Waalzijde met een drempeldiepte (DEPARE) van 3,50 m wordt gecodeerd.. ( DRVAL1 = 3,50 en DRVAL2 = unknown )
In het INFORM attribuut wordt de OLR-waarde verklaard, bv “OLR kmr. 887 = 5,04 +NAP“
In de ENC header wordt bij OLR verdat 38 als sounding datum gecodeerd. In editie 2.4 is LAT[23] en OLW[45] opgenomen als verdat.
Bij hefdeuren gelden de zelfde regels als bij doorvaarthoogte bij bruggen. zie Doorvaarthoogte paragraaf G.1
Bij hefdeuren kan het attribute ‘unlocd’ worden ingevuld met de zogenaamde ISRS location code (ISRS, International Ship Reporting Standard). De lijst met beschikbare ISRS-codes , de zogenaamde RIS-index, wordt onderhouden door RWS/CIV zie ook uitleg ISRSLocation codes & de RIS index in Nederland
Een sluiskolk wordt soms opgegedeeld. (o.a. i.v.m watermanagement). Een sluisdeelkolk is een aan weerszijden afsluitbare dok (bak), waarin door aanpassing van het waterpeil, schepen van het ene op het andere niveau worden gebracht.
(vrij vertaald ) .
Het attribute ‘unlocd’ moet zijn ingevuld met de zogenaamde ISRS location code (ISRS, International Ship Reporting Standard). De lijst met beschikbare ISRS-codes , de zogenaamde RIS-index, wordt onderhouden door RWS/CIV
zie ook uitleg ISRSLocation codes & de RIS index in Nederland
De onderliggende paragrafen hebben een update gehad. De paragraaf G.5.3 Sluiskolk bevat de belangrijkste informatie die nodig is om dit type kunstwerk te kunnen coderen.
Gebied dat de vaargeul beschrijft waarvoor een onderhoudsdiepte is vastgesteld, zijnde de de nautisch gegarandeerde diepte (NGD) bij een afgesproken laagwaterstand voor het betreffende gebied , bv LAT, OLW en OLR.
Codeerinstructies
Aandachtspunten
Een ENC dient een zo goed mogelijke weergave van de werkelijkheid te zijn. De gegevens in een ENC zijn altijd afkomstig van de assetmanager dus de vaarwegbeheerder. Het gaat erom dat de juiste diepte wordt opgegeven waarmee gevaren kan worden. Is deze lager dan de NGD, dan dient deze lagere waarde in de kaart te staan.
Objectcodering
DEPARE(A)
(M) DRVAL1 = [x.x] (meters), e.g., 2.7 or UNKNOWN