G.1a Doorvaarthoogte informatie in de IENC

Publicatie datum: 2022-04-26

Definitie

De doorvaarthoogte in de IENC is de kleinste (veiligste) doorvaarthoogte van een overspanning over bevaarbaar water en wordt bepaald door de kleinste verticale afstand tussen de maatgevende hoge waterstand voor de scheepvaart (MHWS bij rivieren) of het streefpeil (bij o.a. kanalen) en de onderzijde van de overspanning bij volbelasting van de brug, die te allen tijde beschikbaar is voor de scheepvaart.

NB : Bij het publiceren van doorvaarthoogte informatie wordt de werkelijke waarde gebruikt, dus zonder veiligheidsmarge/schrikhoogte. Deze veiligheidsmarge is namelijk al meegenomen bij het ontwerp van de overspanning.
Let op: de doorvaarthoogte van hoogspanningsleidingen vragen wel een extra veiligheidsmarge e.e.a van de op de leiding staande spanningsgrootte.

Toelichting

Het is belangrijk om bij de bepaling van doorvaarthoogte rekening te houden met het bevaarbare deel onder de ( soms licht gebogen en of schuin aflopende ) overspanning. De begrenzing van de doorvaartwijdte kan met speciale brugmarkering zijn aangegeven, maar ook kan onder de overspanning de vaargeulbreedte zijn gemarkeerd. Deze begrenzingen worden meegenomen bij brugmetingen en zijn terug te vinden in de meetrapporten.
De Richtlijn Vaarwegen 2020 geeft bij een krap profiel ook een beschrijving van het bevaarbaar gedeelte bij een vaste brug. (paragraaf 5.4)

Om de (veiligste) doorvaarthoogte van een overspanning te bepalen is een meetrapport van de overspanning nodig plus het referentiewaterpeil ter plekke van de overspanning. Het meetrapport levert het absolute laagste punt (ALP) van de onderkant van de overspanning op. Het absolute laagste punt (ALP) en het referentiewaterpeil hebben beiden NAP als referentievlak.
De (veiligste) doorvaarthoogte informatie (VERCLR) wordt bepaald door  de waarde van het referentiewaterpeil af te trekken van  het absolute laagste punt (ALP) van de overspanning.
Voorbeeld : ALP brug 10.00m+NAP bij een streefpeil van 4.00m+NAP levert de (veiligste) doorvaarthoogte (VERCLR)  van 6.00 meter op.

Er zijn twee situaties te onderscheiden: de overspanning ligt over een vaarwater met een streefpeil of de overspanning ligt over een vrij stromende rivier al dan niet met getijdenwerking. Deze situaties worden hieronder afzonderlijk toegelicht.

Vaarwater met een streefpeil

Voor kanalen, gekanaliseerde rivier secties en meren zijn streefpeilen vastgelegd waarbij onderscheid gemaakt is tussen soorten peil, zoals “meerpeil”, “boezempeil”, “kanaalpeil”, “stuwpeil”.
Een streefpeil is een door de beheerder nagestreefd peil dat ook is vastgelegd is in de Waterakkoorden.
Een streefpeil kan negatief en positief afwijken door verschillende oorzaken, zoals : seizoensgebonden variaties: zomer- en winterpeil; opwaaiing door wind in de lengterichting van het kanaal; opzet als gevolg van de afvoer van regenwater en translatiegolven als gevolg van het legen van sluiskolken. Een afwijking van het streefpeil kan dus verschillend samengesteld zijn en vormt daarmee een grote onzekerheid bij het bepalen van een onder doorvaarthoogte.
Daarom is besloten om op vaarwater met een streefpeil het vastgelegde peil (waterakkoord) te gebruiken als referentiepeil voor het bepalen van de doorvaarthoogte.
Indien het vaarwater een zomer en winterpeil heeft, wordt het hoogste peil als referentiewaterpeil gebruikt.
De volgende peilen hebben een hoger zomerpeil : Amstelmeer boezempeil; Drontermeer en Veluwemeer; IJsselmeerpeil; Markermeerpeil; Stuwpeil Vechterweerd; Stuwpeil Vilsteren; Vollenhove Boezempeil.

Let op : In de VNDS database is volgens de handleiding  het winterpeil als streefpeil vastgelegd, dus check bij deze vaarwegen zeker de informatie uit de Waterakkoorden.

Vaarwater en bruggen (97) (cyan) met een hoog zomerpeil

Het bij een brug behorende streefpeil (waterakkoord) dient in de IENC verklaard te worden in het informatie attribuut van de aggregatie feature van een brug (C_AGGR).

Vrij stromende rivieren en estuaria met getijdenwerking of een combinatie daarvan bv het benedenrivierengebied  

Voor dit type vaarwater is de Maatgevende Hoge Waterstand voor de Scheepvaart ( MHWS) als referentiewaterpeil nodig om de (veiligste) doorvaarthoogte (VERCLR) te kunnen berekenen.
MHWS is de hoogste waterstand, waarbinnen de volledige functionaliteit van de vaarweg voor de scheepvaart beschikbaar is, zie de Richtlijn Vaarwegen 2020.

Belangrijk: De waarde van het referentiewaterpeil MHWS ter plekke wordt in het INFORM veld gezet, bv “MHWS = 1,00 m+ NAP “.

In de huidige Inland Ecdis standaard (IES 2.4) bleek het niet mogelijk om het MHWS / streefpeil plus de waarde daarvan te coderen bij een brug. Voor de editie IES2.5 heeft NL een change ingediend om deze missende attributen toe te voegen en dat is goedgekeurd:

  • vcrlev om MHWS / streefpeil te duiden,
  • vcrval om bijv. de MHWS-waarde van de brug te coderen.

De verwachting is dat april 2023 de IES2.5 standaard geldig wordt.
Dus op dit moment dienen deze twee attributen als tekst in het INFORM attribuut gecodeerd te worden.

Onderstaand figuur toont de noodzaak voor het opnemen van vcrval attribuut in de Feature Catalogue.

Dwarsdoorsnede van een brug, met illustraties van de doorvaarthoogte ten opzichte van maatgevend hoog waterstand

NB Bij hoogspanningsleidingen  dient deze MHWS verklaring in het  informatie attribuut van de kabel feature (CBLOHD) te worden vastgelegd.

Gebruikte bronnen voor het bepalen van de MHWS waarden bij bruggen (2017):

  • Het rapport “Corridoranalyse containerhoogte” [juli 2015] bevat MHWS waarden van vaste bruggen op de hoofdvaarwegen.
  • Voor het benedenrivieren gebied geldt het “grenspeil” als MHWS waarde. RWS WestNederlandZuid heeft voor de waterstandstations in dit gebied deze Grenspeilen RMM RWS WNZ vastgelegd. Diverse bruggen liggen niet altijd direct bij een waterstandstation. in dat geval is op basis van de afstanden tussen de brug en waterstandstations een MHWS waarde van de brug bepaald.
  • In alle andere gevallen is “de verhoogde waterstand” uit de waterinfo.nl gebruikt. zie dit voorbeeld met detail informatie

    Voorbeeld van verhoogde waterstanden uit RWS waterinfo

Verticale Datum IENC (verdat)
De verticale datum ( het referentievlak ) wordt per IENC vastgelegd in de “header” van de cel. De mogelijkheden voor het coderen van verdat bij onderdoorvaarthoogte informatie zijn: bij de gemiddelde waterstand (33 Local mean water reference level) of 43 (Dutch High Water Reference Level (MHW). Mocht een brug in dezelfde IENC gecodeerd zijn, waarbij deze brug over een aansluitende vaarweg ligt met een afwijkend referentievlak, dan is het nodig het verdat attribuut te coderen, tenzij deze dit afwijkend referentievlak als gebied (vlak) als meta informatie van een IENC is vastgelegd (zie C.1.5). Dit kan voorkomen op een kruising waar een kanaal (streefpeil) aansluit bij een rivier (MHWS). Bijv. aansluiting Twentekanaal – Gelderse IJssel.

Statische versus dynamische doorvaarthoogte informatie

Diverse RIS functies, zoals bijvoorbeeld reisplanning in een rivierengebied, gaat men mogelijk anders om met doorvaarthoogte informatie. In plaats van publicatie van de statische (veiligste) doorvaarthoogte informatie kan gewerkt worden met actuele waterstanden.
Dit verschil van benadering wordt in het figuur hieronder verklaart. Zie eventueel figuur uitvergroot

Verschil tussen statische veiligste waterstand en de actuele waterstand

Zichtbaarheid en extra informatie over het profiel van de brug kan worden verkregen door gebruik te maken van het picture attribuut:  PICREP

Tags Onderwerpen: G.1, PICREP, vastgesteld, VERCLREncoding Guide 2.4: G.1